woensdag 26 januari 2011

Boerenwormkruid


Familie: Composietenfamilie (Compositae of Asteraceae)

In verschillende talen: Tanacetum vulgare, synoniem: Chrysanthemum vulgare (Lat), Tanaisie commune (Fra), Tansy, Common tansy (Eng), Rainfarn (Dui)

Andere namen:
Reinvaren, Wormkruid en Wormzaad

Oorsprong:
In het grootste deel van Europa en het noordelijke deel van Azië komt boerenwormkruid van nature voor.

Betekenis:
Tanacetum is vermoedelijk afgeleid van het Oudgriekse woord 'athanasia' dat 'onsterfelijk' betekent. Het heeft deze naam waarschijnlijk te danken aan het feit dat de bloemen niet makkelijk verwelken en lang hun gele kleur behouden, maar het kan ook duiden op een soort levensdrank die ervan gemaakt werd. Ook werd Boerenwormkruid gebruikt voor het conserveren van lichamen. 'Vulgare' betekent 'algemeen voorkomend'.

Culinair:
In kleine hoeveelheden wordt boerenwormkruid vermengd in groenkoeken of ovenkoeken en gebruikt om de smaak van eieren te verbeteren.

Medisch:
In de plant komt het giftige thujon voor dat wormafdrijvend, vooral van spoel- en lintwormen, is. Ook was het kruid veelvuldig in gebruik om een abortus op te wekken. Hoge doses veroorzaken duizeligheid, krampen, buikpijn en kunnen dodelijk zijn.

Gebruik bij uitblijven van de menstruatie, of bij een pijnlijke menstruatie.

Verder mag dit middel absoluut niet langdurig gebruikt worden of in een hoge dosering en voor kinderen is het absoluut niet geschikt!

Groei:
De plant kan 80-150 cm lang worden. De hoofdbloei valt in de periode juni tot en met augustus en de nabloei kan tot aan de herfst aanhouden.

Oogsten:
Pluk de bloemen in juni tot september, drogen in de schaduw, niet boven de 35 graden. Ook het zaad wordt gebruikt. Ook alle bovengrondse delen kunnen gebruikt worden.

Bijzonderheden:
Het lijkt op Jakobskruiskruid (Jacobaea vulgaris subsp. vulgaris), maar heeft in tegenstelling tot deze plant geen gele stralenkrans van straalbloempjes.

Mieren houden niet van Boerenwormkruid.

Boekweit


Familie: Duizendknoopfamilie (Polygonaceae)

In verschillende talen: Fagopyrum esculentum (Lat)نْطةٌ سَوْداءُ (Ar), Sarrasin, Blé noir (Fra), Buckwheat (Eng), Echter buchweizen (Dui)

Oorsprong:
Boekweit is een cultuurgewas dat waarschijnlijk afkomstig is uit een tamelijk droog deel van China en meer in het bijzonder een gebied grenzend aan Mantsjoerije, Mongolië of Tibet. Boekweit is afkomstig uit Centraal- of Oost-Azië en werd volgens sommige geleerden via de zijderoute door de Mongolen aan het eind van de Middeleeuwen naar Oost-Europa gebracht en later van daaruit naar Midden- en West-Europa.Boekweit werd gedurende enkele eeuwen in Europa op vrij grote schaal verbouwd, maar wordt thans nauwelijks nog geteeld.

Betekenis:
De botanische naam Fagopyrum betekent beuktarwe (fagus = beuk (de boom) en puros = tarwe). In gewestelijk Nederlands staat boek voor beuk en weit voor tarwe. In andere talen kent boekweit overeenkomstige namen: 'bokwiet' (Afrikaans), 'buckwheat' (Engels), 'Buchweizen' (Duits) en 'boghveden' (Deens).

Culinair:
Boekweit is een 'pseudograan': de zaden, het meel en alle andere afgeleide producten van boekweit bevatten geen gluten. Boekweitmeel bevat veel magnesium, kalium en fosfor. Het is voedzaam en licht verteerbaar. Het meel ervan kan goed worden gemengd met dat van granen. Pannenkoeken van zo'n mengsel smaken voortreffelijk. Geroosterde boekweitkorrels heten ook wel 'kasha' en zijn bekend uit de Oost-Europese keuken. Voor het bakken van brood is het minder geschikt, het kan alleen in kleine hoeveelheden toegevoegd worden.

Boekweitzaad kan lichtgekleurd (alleen gedroogd) of bruin (gedroogd en geroosterd) zijn, beide soorten kunnen gekookt worden in water, vruchtensap of bouillon. De harde, onverteerbare omhulsels van de boekweitzaadjes worden voor consumptie altijd verwijderd. Boekweitzaad heeft een enigszins nootachtige smaak, die door roosteren versterkt wordt. De grutten (gepelde zaden) werden gebruikt om er pap van te maken. De grutten werden in water geweekt, dan gekookt en tot slot werd er karnemelk bij gedaan, om het schiften tegen te gaan.

Medisch:
Tegenwoordig wordt het ook geteeld voor de geneeskunde.

Groei:
Het is een eenjarige plant met een holle rechtopgaande, zich meermalen vertakkende, rode stengel. De bloei begint al in een jong stadium, soms al na zes weken, en gaat dan vijfentwintig tot dertig dagen door. Op arme gronden bereikt boekweit een hoogte van 50 cm. Voordat de bloei ten einde is zijn er al rijpe vruchten. Het eetbare zaad zit aan dunne steeltjes die in rijpe toestand makkelijk loslaten. Het heeft een meel- en eiwitrijke inhoud, overeenkomend met die van klaver. Het oogsten gebeurt eind augustus of begin september.

maandag 24 januari 2011

Bijvoet


Familie: Composietenfamilie (Asteraceae)

In verschillende talen: Artemisia vulgaris (Lat), حبق الراعي (Ar), Armoise commune, Ceinture de Saint-Jean (Fra), Mugwort, Common wormwood (Eng), Beifuß, Gewöhnliche beifuß, Gemeine beifuß (Dui)

Andere namen: Sint-janswortel.

Oorsprong:
Bijvoet komt in Nederland algemeen voor, bijvoorbeeld op braakliggend terrein en langs wegen.

Betekenis:
Romeinse soldaten legden het in hun sandalen tegen pijnlijke voeten, vandaar de naam 'bij'-voet.

Culinair:
Het blad van bijvoet wordt gebruikt voor vullingen. Het kan ook gebruikt worden in stoof- en vleesschotels.

Medisch:
Bijvoet wekt de eetlust op, stimuleert de spijsvertering en helpt eveneens bij het opgang brengen van de menstruatie. Thee in beginstadia van verkoudheden en koortsen (dagelijks een of twee koppen, bij koorts elke vier uur een halve kop). Zoek tijdens een lange, vermoeiende wandeling naar bijvoet. Kauw op enkele bladeren of bloemtoppen en uw vermoeidheid zal afnemen, doordat de bittere aromatische stoffen uw geest en blik verhelderen.

Groei:
Het is een zwak aromatische plant. De plant prefereert een zandhoudende grond. De plant groeit het best in de volle zon. De stengel is 60-120 cm lang en heeft vaak een roodachtige kleur. De hoofdjes vormen samen een pluim, die van juli tot september in bloei staat.

Zaaien:
De plant uitdunnen of verplanten op 45 cm tot 1 meter afstand van elkaar. Snoei de plant in de herfst. Zaaien indien verkrijgbaar. Neem stekken in nazomer.

Bijzonderheden:
Bijvoet verdrijft insecten, met name motten.

Kleine Bevernel


Familie: Schermbloemenfamilie (Apiaceae)

In verschillende talen: Pimpinella saxifraga (Lat), Boucage (Fra), Burnet saxifrage (Eng), Kleine bibernelle, Gemeine bibernelle, Stein-bibernelle, Steinbrechwurz, Steinpetersilie, Bockwurz, Pfefferkraut, Bumbernell (Dui)

Oorsprong:
In België en Nederland komen drie soorten in het wild voor: Anijs, Kleine Bevernel en Grote Bevernel.

Betekenis:
De soortnaam saxifraga komt van Saxifragus (Latijn) en betekend "rotsen verbrijzelend". Dit slaat op haar vermeende, maar niet bewezen, capaciteiten als niersteenvergruizer.

Culinair:
In de keuken worden de blaadjes gebruikt in soepen, salades en bij vis. De wortel gebruikt men voor thee.

Medisch:
Thee wordt gebruikt bij een keelontsteking (gorgelen). Middel tegen hoest, heesheid, spijsvertering, jicht, nierstenen, waterzucht, brandend maagzuur, bronchitis en astma. 1 theelepel op 1/4 liter water. Samen tot koken brengen en 1 min. laten trekken, daarna zeven. Goed als theemengsel met Kamille bij aanhoudende keelontsteking.

Groei:
Juli t/m september. De plant heeft een rode, gestreepte stengel die 30-100 cm hoog kan worden. De kleine bevernel groeit op zandgrond en in droge graslanden. Plaatselijk is de soort algemeen, vooral in duinen, krijt- en riviergebied.

Oogsten:
De wortelstokken van zowel de kleine als de grote pimpernel kunnen worden verzameld.

Grote Bevernel


Familie: Schermbloemenfamilie (Apiaceae)

In verschillende talen: Pimpinella major (Lat), Grand boucage (Fra), Greater Burnet Saxifrage (Eng), Große Bibernelle, Große Pimpinelle (Dui)

Oorsprong:
In België en Nederland komen drie soorten in het wild voor: Anijs, Kleine Bevernel en Grote Bevernel.

Culinair:
In de keuken worden de blaadjes gebruikt in soepen, salades en bij vis. De wortel gebruikt men voor thee.

Medisch:
Thee wordt gebruikt bij een keelontsteking (gorgelen). Middel tegen hoest, heesheid, spijsvertering, jicht, nierstenen, waterzucht, brandend maagzuur, bronchitis en astma. 1 theelepel op 1/4 liter water. Samen tot koken brengen en 1 min laten trekken, daarna zeven. Goed als theemengsel met Kamille bij aanhoudende keelontsteking.

Groei:
Grote Bevernel kan wel meer dan 1 meter hoog worden. Juni-sept. De overblijvende plant heeft een rode, gestreepte stengel die 30-100 cm hoog kan worden.

Oogsten:
De wortelstokken van zowel de kleine als de grote pimpernel kunnen worden verzameld.

Bernagie


Familie: Ruwbladigenfamilie (Boraginaceae)

In verschillende talen: Borago officinalis (Lat), أبو العرق (Ar), Bourrache officinale (Fra), Borage (Eng), Borretsch, Gurkenkraut (Dui)

Andere namen: Komkommerkruid.

Oorsprong:
De plant is oorspronkelijk afkomstig uit het Middellandse Zeegebied. Ze behoort tot de pioniervegetatie op vochtige zeer voedselrijke bodem. We zien haar dan ook op akkers, ruigten, puinhopen, langs wegen en andere ruderale terreinen.

Betekenis:
De prachtige bernagieplant heeft sinds de dagen van de oude Grieken de reputatie dat hij een opbeurende werking heeft, verstand en geest verkwikt en "mensen gelukkig maakt". Hierop slaat wellicht het oude Engelse gezegde: "Growing borage will overwhelm the heart with courage".

Culinair:
Als voedsel wordt de plant vooral in het Middellandse Zeegebied gewaardeerd als onderdeel van salades en andere zomerse gerechten. Ze heeft een komkommerachtige smaak, de naam komkommerkruid heeft ze hieraan te danken.

De jonge bladeren kunnen fijngehakt op de boterham gegeten worden. Soms wordt van de jonge blaadjes spinazie gemaakt al dan niet half om half met de echte spinazie. Het maakt alle gekookte koolsoorten lekkerder. Erwten- en bonensoep en stoofschotels met vlees, winnen er door aan smaak. Vanwege de zoutachtige smaak is bernagie tenslotte een welkome aanvulling bij een zoutarm dieet. Bernagie is al evenzeer in trek om vruchtendranken zoals puur appelsap extra smaak te verlenen en de bladeren doen het prima in ijsthee en in een warme kruidendrank. De bloemen verlenen een blauwe kleur aan vloeistoffen waar ze in getrokken worden en worden wel gebruikt om azijn blauw te kleuren.

Lest best: de bloemen vormen een buitengewoon aantrekkelijke garnering bij salades of een kruidengerecht, en behouden zelfs als ze gesuikerd zijn nog in zekere mate hun werking.

Medisch:
De soortaanduiding officinalis geeft aan dat aan de plant geneeskundige werking werd toegeschreven.

Thee: Een aftreksel kan enkele malen per dag als thee worden gedronken tegen zwaarmoedigheid, nervositeit, hartzwakte, reuma, nierontstekingen, ter bevordering van urine-afdrijving, en tegen borst- en slijmvliesontstekingen. Dosering: twee theelepels gedroogde bladeren (ook bloemen?) op 1/4 liter water, even koken en 10 min laten trekken. Twee a drie koppen per dag. Reeds bij de Grieken stond de plant om zijn opbeurende werking bekend.

Groei:
Eenjarige plant. De bloeitijd valt vanaf mei of juni tot de herfst. De bloem zijn mooi felblauw met een wit hart, met fijne kroonblaadjes en zwarte helmknoppen. Een enkele maal kunnen de bloemen ook roze of wit zijn. De plant wordt 45-90 cm hoog.

Zaaien:
Het zaad kan breedwerpig of in ondiepe geulen op 30 cm van elkaar gezaaid worden. Er moet een flinke laag aarde op komen. De zaaitijd loopt van maart tot begin september. Is bernagie voor de kruidentuin of een rotstuin bestemd, dan verdient het aanbeveling om 25 cm diepe kuiltjes te graven op 30 cm van elkaar, per kuiltje 3 zaden te gebruiken en het opgekomen zaaigoed later uit te dunnen tot een plant per 30 cm. Het zaad ontkiemt na 10 dagen, en de plant zaait zichzelf royaal uit. Hij moet alleen onkruidvrij gehouden worden. Een leemachtige grond is goed voor bernagie maar een lichte, of zelfs zanderige losse kalkgrond is nog beter mits er voldoende vochtigheid heerst. Evenals alle overige kruiden moet de plant groeien in een grond die een goede afwatering heeft. Verder houdt hij van een zonnige stand.

Oogsten:
Het kruid is geschikt om zodra het in bloei staat, afgesneden of volledig geoogst te worden. Maar alleen de jonge bladeren kunt u gebruiken voor het drogen. Het is niet makkelijk om bernagie thuis te drogen, aangezien het een sappige, vochtrijke plant is die makkelijk zwart kan verkleuren als hij bij een te hoge temperatuur of bij een te lage temperatuur gedroogd wordt. Mochten de bladeren toch gedroogd worden, dan moet dit snel gebeuren bij een lage temperatuur en dat vereist een goede ventilatie. Het drogen moet zorgvuldig gebeuren, want anders verliest bernagie zijn aroma. Hij kan slechts korte tijd in luchtdichte potten in het donker bewaard worden. Bloemen kunnen alleen vers gebruikt worden. Als u ze wilt suikeren, dan moeten ze geplukt worden als ze op hun mooist zijn.

Verzorging:
Hebben de planten zich eenmaal goed ontwikkeld, dan zal er altijd bernagie in de tuin zijn, en hoewel het een eenjarige plant is, bloeit ze dikwijls gedurende een milde winter door. De planten zijn in ca. acht weken volgroeid. Van dat moment af is het meestal moeilijk de bernagie in toom te houden, tenzij de grond uitermate onvruchtbaar is. Het is dan belangrijk bernagie in de gaten te houden. De planten zaaien zichzelf uit en dat gebeurt niet alleen snel, maar de zaaiingen kunnen jaar in jaar uit op de meest onverwachte plaatsen de grond uit komen.

Als u bernagieplanten wat vaker afsnijdt, de verdorde bladeren afplukt en de zaden de hele zomer blijft zaaien, dan heeft u het hele jaar door aantrekkelijke bernagieplanten.

Bergbonenkruid


Familie: Lipbloemenfamilie (Lamiaceae)

In verschillende talen: Satureja montana (Lat), Sarriette vivace, Sarriette des montagnes (Fra), Winter savory (Eng), Winter-Bohnenkraut, Berg-Bohnenkraut (Dui)

Andere namen: Meerjarig bonenkruid.

Oorsprong:
Het meerjarige bonenkruid treft men thans in het wild aan in Zuid-Europa, de Balkan en in Zuid-Rusland tot aan de Kaukasus. Het komt voor op oevers en op zonnige plaatsen. Deze soort kan men als plant kopen.

Culinair:
Het kruid wordt doorgaans bij tuinbonen gebruikt, niet alleen vanwege de pittige smaak, maar ook om de bonen wat lichter verteerbaar te maken.

De smaak is enigszins bitter. Eenjarig bonenkruid smaakt zoeter en minder pikant dan het overblijvend bonenkruid.

De hele plant is zeer aromatisch en de geur doet denken aan een mengeling van lavendel en appels, met een lichte muntsmaak - echt een hoogzomer kruid!

Medisch/Thee:
Bonenkruidaftreksel wordt aanbevolen als dorstlessende drank voor diabetiekers (4,3-gr kruid per 2 tassen).

Als thee of tinctuur werkt het als zenuwversterkend middel. Bonenkruidthee bevordert ook de spijsvertering. Een sterk aftreksel van bonenkruid, op de nuchtere maag gedronken, blijkt ook een probaat middel te zijn tegen ingewandswormen en blijft er een restje thee achter, geen nood - dat is dan een prima huidlotion zoals ook de blaadjes waarvan men thee getrokken heeft, nog dienst kunnen doen als kompres op plaatsen waar de huid minder fraai is. Het wordt ook gebruikt ter behandeling van wind bij kinderen, diarree, verkoudheid.

Groei:
Het meerjarige bonenkruid kan vijf jaar groeien en bereikt een hoogte van 50 cm. De stengel van het overblijvend bonenkruid is vrijwel gelijk aan die van eenjarig bonenkruid, maar verhout sneller en is niet violet getint. De stengels zijn kort behaard en vertonen talrijke grote klierschubben.

Zaaien:
Eenjarig en overblijvend bonenkruid staan beide graag in de volle zon en in gewone, niet bijzonder vruchtbare, goed gedraineerde grond. Het zaad heeft voor de kieming licht nodig, zodat het slechts met een dun laagje aarde bedekt mag worden. Voor een doorlopende voorraad verse blaadjes zaai je een paar maal achtereen met tussenpozen van drie tot vier weken.

Oogsten:
In het eerste jaar wordt van in de lente gezaaide planten voor het eerst in september gesneden, vanaf het tweede jaar zijn 2 tot 3 sneden mogelijk. Na elke snee heeft, tot midden juli, een gift snelwerkende stikstof een gunstige invloed op het vlug weder uitlopen en het niet-verhouten van de stengels. Latere bemestingen kunnen vorstschade teweegbrengen. De laatste snede mag niet al te laat plaatshebben, want daardoor zouden de planten bij strenge vorst schade kunnen lijden. Men kan vanaf mei snijden als men overblijvend bonenkruid vers wil gebruiken. De voornaamste oogst voor de wintervoorraad valt kort voor de bloeitijd, want dan hebben de planten het grootste gehalte aan vluchtige olie en zijn de stengels nog weinig verhout. Men droogt de planten in de schaduw bij een temperatuur van niet meer dan 35°C.

Verzorging:
Bonenkruid heeft weinig water nodig; slechts bij aanhoudende droogte moet men gieten. Dun de zaailingen uit. Als ze later wat hoger zijn breng je om de voet van de planten wat aarde aan om ze overeind te houden.

Bijzonderheden:
De twee soorten bonenkruid, het eenjarig bonenkruid (Satureja hortensis L.) en het bergbonenkruid (Satureja montana L) lijken veel op elkaar.

Goede buren voor deze plant zijn Boon, pepermunt, radijs.

zondag 23 januari 2011

Basilicum


Familie: Lipbloemenfamilie (Lamiaceae)

In verschillende talen: Ocimum Basilicum (Lat), ريحان (Ar), Basilic (Fra), Basil (Eng), Basilikum (Dui)

Andere namen: Koningskruid, Bazielkruid.

Oorsprong:
Het geslacht Ocimum kent meer dan zestig soorten, waarvan een aantal inheems is in tropische zones van Afrika, Azië en Amerika.

Betekenis:
De naam basilicum is terug te voeren op het Oudgrieks, waar 'Basileus' koning betekent, wat ook terug te vinden is in de alternatieve benaming koningskruid.

Culinair:
Ocimum basilicum is een kruid dat wordt gebruikt in de keuken. Basilicum heeft een sterke geur en aroma en wordt vooral veel in de Italiaanse keuken en bij tomaatgerechten gebruikt. Blaadjes en takjes van basilicum zijn te gebruiken in salades, soepen, sauzen, tomaat- en vleesgerechten. Kook het bij voorkeur niet mee: laat het kort meesudderen, waardoor niet al te veel van de smaak te verloren gaat. Invriezen is niet bevorderlijk, want dan staat u na ontdooien met zwarte basilicum in uw handen.

Thee: Er kan een heerlijk kalmerende en vochtafdrijvende thee van worden getrokken: doe één theelepel gekneusde blaadjes in een kop kokend water, drink tweemaal daags met kleine teugjes.

Medisch:
Het heeft vele heilzame werkingen, waaronder het verbeteren van de spijsvertering en het voorkomen van windzucht en maag- en darmkrampen. Ook bij hoofdpijn kan Basilicum helpen.

Groei:
Basilicum is een vaste plant, maar niet winterhard. In de huiskamer of kas kan de plant wel overwinteren. In de praktijk wordt echter telkens opnieuw gezaaid. Door stekken is de plant ook vegetatief te vermeerderen. De plant wordt ongeveer 45 cm hoog en 30 cm breed. De stengels zijn harig, fijn, geribbeld, vierkantig, vertakt en lichtgroen tot rood aan de basis. De bladeren zijn groot, gekarteld, ovaal, puntig en heldergroen, met een warme en toch frisse, sterke geur. Basilicum is een belangrijk keukenkruid. De plant bloeit in de nazomer met kleine, geurige, witachtige bloesems, in rondlopende schijnkransen van zes stuks.

Enkele soorten zijn:
Ocimum basilicum
Ocimum campechianum
Ocimum canum
Ocimum gratissimum
Ocimum kilimandscharicum
Ocimum tenuiflorum

Zaaien:
Basilicum groeit het beste op een warme en zonnige plaats, beschut tegen wind, vorst en snikhete middagzon. De grond het liefst goed gedraineerd en vochtig.
De bloemen kunnen afgeknipt worden omdat deze in ons land nooit rijp worden en zaad produceren. Het afknippen van de bloemen heeft als voordeel, dat de plant zijn bossige vorm blijft houden en meer blaadjes krijgt om te oogsten.

Oogsten:
Het geregeld 'toppen' van de plantjes leidt tot bosvorming. Om optimaal te kunnen 'oogsten' is het verstandig de bloemknoppen eruit te halen.

Verzorging:
Het kruid houdt van een zonnige plaats en een goed bemeste, luchtige grond. Het wordt niet alleen vaak bij tomaten opgediend, maar naast tomatenplanten gekweekte basilicum stimuleert ook de groei van de tomatenplant. Basilicum kan ook heel goed in bakken of potten worden gekweekt. Het verlangt bij warm en droog weer veel water. Af en toe wat bemesten door er bijvoorbeeld wat compost of droge koemest bij te strooien zal de groei bevorderen. Het geregeld 'toppen' van de plantjes leidt tot bosvorming. Om optimaal te kunnen 'oogsten' is het verstandig de bloemknoppen eruit te halen.

Pas op! Basilicum is een lekkernij voor slakken, controleer het dus regelmatig op deze bezoekers.

Paarse Basilicum


Familie: Lipbloemenfamilie (Lamiaceae)

In verschillende talen: Ocimum basilicum dark opal (Lat), Basilic pourpre (Fra), Dark opal basil, Purple basil (Eng), Basilikum (Dui)

Oorsprong:
Het geslacht Ocimum kent meer dan zestig soorten, waarvan een aantal inheems is in tropische zones van Afrika, Azië en Amerika.

Betekenis:
De naam basilicum is terug te voeren op het Oudgrieks, waar 'Basileus' koning betekent, wat ook terug te vinden is in de alternatieve benaming koningskruid.

Culinair:
De planten zorgen voor mooie accenten in de kruidentuin of bloemenborder. U kunt er blaadjes van plukken voor kleurrijke en smaakvolle zomersalades.

Medisch:
-

Groei:
Basilicum groeit op een zonnige en beschutte plaats op een doorlatende grond, maar niet naast wijnruit zetten. Bloei in augustus, september. Hoogte tot 50 cm.

Verzorging:
Pas op! Basilicum is een lekkernij voor slakken, controleer het dus regelmatig op deze bezoekers.

Artisjok


Familie: Composietenfamilie (Asteraceae)

In verschillende talen: Cynara scolymus (Lat), خرشوف (Ar), Artichaut (Fra), Artichoke (Eng), Artischocke (Dui)

Oorsprong:
De exacte herkomst van de artisjok is niet geheel duidelijk, maar vast staat dat de artisjok reeds door de Grieken en Romeinen werd gebruikt.

Betekenis:
De naam artisjok is een verbastering van het Arabische al'qarshuf.

Culinair:
De vlezige schutbladeren van de gesloten bloemknop worden als groente gegeten. Voor deze teelt worden stekelloze planten gebruikt, die vegetatief vermeerderd worden.

Medisch:
De artisjok stimuleert de aanmaak en afbraak van gal. Daardoor wordt de vetverbranding bevorderd en blijven vetten minder lang in het lichaam. Het artisjokblad wordt gebruikt bij maag-, lever- en galblaasproblemen.

Groei:
De plant wordt ruim een meter hoog, plaats een steunstok. Goede buren voor deze plant zijn: Aardappel, andijvie, sla, spinazie.

Zaaien:
In maart-april onder glas, of in mei buiten op en zaaibed. De planten zijn zeer koudegevoelig, daarom verdient de opkweek onder glas de voorkeur. Na opkomst iedere plant apart in een flinke pot oppotten. Afwijkende planten wegdoen. Laat de planten in april afharden (aan de buitenlucht wennen) en plant ze in mei uit. Grond bemesten met stalmest. Plantafstand 100 x 75 cm in humeuze zanderige grond die niet te lang nat blijft. Mest zorgt voor minder maar wel mooiere bloemen.

Oogsten:
In augustus/september kunt u de gevormde, nog gesloten bloemknoppen regelmatig oogsten. Begin altijd met de grootste koppen, die aan de uiteinden van de hoofdstengels zitten. Snijd de bloemkoppen samen met de toppen van de stengels af als ze nog groen zijn en voordat ze opengaan.

Verzorging:
In de late herfst de uitgebloeide bloemstengels wegsnijden, het onderste blad laten zitten en samenbinden en het geheel met stro en plastic afgedekt laten overwinteren. De planten moeten gedurende de winter vorstvrij worden gehouden door ze af te dekken met stro en plastic.

Gewoon Barbarakruid


Familie: Kruisbloemenfamilie (Cruciferae oftewel Brassicaceae)

In verschillende talen: Barbarea vulgaris (Lat), Herbe de Sainte-Barbe (Fra), Bittercress, Herb Barbara, Rocketcress, Yellow Rocketcress, Winter Rocket, Wound Rocket (Eng), Echtes-Barbarakraut, Winterkresse (Dui)

Andere namen: Winterkers.

Oorsprong:
Het gewoon Barbarakruid komt in Europa nog veel in de vrije natuur voor, hoewel het wel wordt beschermd. Het is over een immens gebied inheems, van Turkije via de Kaukasus tot in China, in Zuid-Afrika, Noord-Amerika en Australië. De plant is in Nederland vrij algemeen terug te vinden.

Betekenis:
De plant is vernoemd naar Barbara van Nicomedië.

Culinair:
De bladeren zijn eetbaar. Gebruik zoals tuinkers en kleine veldkers. Ziet er uit als een klein soort spinazie. Barbarakruid staat in de winter als vitaminerijke, kruidige smaakmaker tot uw beschikking. Is lekker scherp bij vis en in salades.

Medisch:
'Winterkers' wekt de eetlust op, werkt bloedreinigend en urinedrijvend. De bladeren werden vroeger wel als pleister toegepast.

Van stengel, blad en bloem werd vroeger ook een stimulerende thee (5g per kop) gemaakt. De verwante soorten Barbarea verna, Aardkers of B. praecox, Vroeg Barbarakruid kunnen op dezelfde manier gebruikt worden.

Groei:
De tweejarige plant wordt 20-90 cm groot. De plant bloeit in april, mei en juni met trossen. Het Barbarakruid gedijt het best in de halfschaduw en in vochtige, leemachtige grond.

Zaaien:
Men zet de plantjes in het voorjaar en in de herfst uit. Het kruid breidt zich zelf gemakkelijk uit eenmaal het op z'n plaats staat.

Oogsten:
De verse blaadjes kunnen tot in de winter worden geoogst en zorgen met hun hoge gehalte aan vitaminen voor energie in de donkere tijd van het jaar.

Absintalsem


Familie: Composietenfamilie (Asteraceae)

In verschillende talen: Artemisia absinthium L. (Lat), شيح (Ar), Absinthe (Fra), Absinthium, Absinthe wormwood, Wormwood (Eng), Wermutkraut (Dui)

Andere namen: Alsem, Alsen, Alsene, Alsine, Weermoet, Wermoed, Wormte, Els, Jeils, Olsem, Witte alsem, Botterknoppen, Ruigblad

Oorsprong:
Absint-alsem werd al gebruikt door de oude Grieken. Dioscorides gebruikt alsem-extract in een tonicum om wormen mee uit het lichaam te verdrijven Ook was het een probaat middel om insecten te weren. Het is een vaste plant, die van nature voorkomt in de gematigde streken van Europa, Azië en Noord-Afrika.

Betekenis:
De geslachtsnaam van de is ontleend aan de Grieken en met name aan hun godin Artemis (Diana). Zij zou deze plant aan de centaur Chiron ten geschenke hebben gegeven. De soortnaam is afgeleid van het Latijnse woord absinthium (zonder zoetheid), vanwege de extreem bittere smaak.

Medisch:
De Romeinen ontdekten naast een aantal geneeskrachtige eigenschappen die de Egyptenaren, al ontdekten weer andere mogelijkheden. Galenus adviseert het kruid als versterkend middel en de school van Salerno propageerde het als middel tegen zeeziekte. Algemeen werd erkend dat absint-alsem een stimulerend effect heeft op het hele lichaam.

Bewezen is dat alsem de doorbloeding stimuleert, het hart versterkt, pijn verzacht bij vrouwen tijdens het werken, en als afweer tegen tumoren en kankercellen werkt. Er zijn volksremedies bekend waarbij gebruik gemaakt wordt van alsem bij verkoudheid, reuma, koorts, geelzucht, diabetes en artritis. Verder is het een zenuwkalmerend tonicum, wat vooral goed helpt bij hoogteziekte en winderigheid. Het is ook een goede remedie voor een verzwakte spijsvertering en algemene zwakte.

Aan de knoppen van absintalsem wordt vanouds een geneeskrachtige werking toegeschreven. Het bittere aftreksel van deze knoppen vormt een belangrijk bestanddeel van de dranken vermout en (klassieke) absint. De smaakstof die daarbij een rol speelt is het naar menthol ruikende terpeen Thujon.

Thee: Alsemthee kun je maken door 1/2 tot 1 theelepel (2,5 tot 5 gram) kruid bij een kop kokend water te voegen. Laat dit 10 tot 15 minuten trekken. Drink de thee drie keer per dag. Je kunt het kruid ook mengen met pepermuntbladeren of anijs. Voeg er in elk geval geen suiker aan toe; zoet en bitter gaan niet samen.
Een tinctuur, 10 tot 20 duppels in water, kan 10 tot 15 minuten voor iedere maaltijd genomen worden. Welke bereiding je ook kiest, deze mag niet meer dan vier weken achter elkaar gebruikt worden.
Het regelmatig gebruiken van alsem kan verslavend zijn. De plant bevat glycoside, bekend als giftig, en de vluchtige olie onderdrukt het centrale zenuwstelsel.

Groei:
De vaste plant wordt 60-120 cm lang en bloeit met lichtgele bloemen van juli tot september. Absintalsem komt voor op droge, kalkhoudende, stikstofrijke, bewerkte gronden. De planten worden tot vijf voet hoog.

Zaaien:
Alsem is vrij eenvoudig te kweken vanuit zaad. Verspreid de zaden op een grondoppervlak. Wanneer ze zijn ontkiemd en er geen kans meer is op vorst, plant ze dan over naar buiten. Zorg dat er drie tot vijf voet tussen elk stekje zit. Alsem is in staat op op arme gronden te groeien: volop in de zon of in gedeeltelijke schaduw. In de herfst moet de struik gesnoeid worden. De grond moet droog en goed gedraineerd zijn. Sommige soorten kunnen zich in de zomer slapend houden en krijgen weer nieuwe scheuten wanneer de temperatuur weer omlaag gaat. Dit is met name het geval bij de zilverrug varianten. Plant alsem niet in de buurt van anijs, bonen, venkel, karwij of salie.

Bijzonderheden:
Samen met bijvoorbeeld gedroogde lavendel en munt (alles in gelijke hoeveelheden) werd gedroogde absint-alsem in doekjes geknoopt en tussen de kleding in de kasten gelegd, om insecten (en vooral motten) te verdrijven.

Ook geschikt om (naakt)slakken mee te weren.

Kaapse Alsem


Familie: Lipbloemenfamilie (Lamiaceae)

In verschillende talen: Artemisia afra (Lat), Artemisia afra (Fra), African Wormwood, Mugwort, Wilde-als (Eng), Artemisia afra (Dui)

Andere namen: Wilde alsem.

Oorsprong:
Artemisia afra is een aromatisch struikje en in Afrika een populaire medicinale plant. Hij komt veel voor van de Cederberg op de Kaap, noordelijk naar tropisch Oost Afrika, doorlopend tot Ethiopië. Ook in Lesotho en Swasiland.

Betekenis:
De naam Artemisia afra wil zeggen: uit Afrika. Artemisia is genoemd naar de Griekse god Artemis. Een andere verklaring is de naam Artemisia, de vrouw van de Grieks-Persische koning Mausolus, die na zijn dood aan de macht kwam in 353 voor Chr. Ter ere van haar gemaal bouwde zij een kolossaal grafmonument het Mausoleum, bekend als een van de zeven wereldwonderen van de Antieke Wereld.

Medisch:
In Afrika is dit zonder twijfel de oudste en bekendste medicinale plant! De plant wordt medicinaal verzameld, in bundeltjes, gedroogd of vers met stengels, bladeren en bloemen. In de volksgeneeskunst gebruikt tegen verkoudheid, hoesten, influenza, koorts, gebrek aan eetlust, kolieken, hoofdpijn, oorpijn, malaria, wormen, enz. Als thee is de A. afra erg bitter en moet gezoet worden met suiker of honing. Trek thee van deze plant tegen verkoudheid en griep (niet langer dan 7-10 dagen achtereen).

Groei:
De plant bloeit in de late zomer, van maart tot mei. De kleine bloemen (3-4 mm) zijn roomachtig geel. De plant houdt van volle zon. In de winter moet hij hard gesnoeid worden om in de lente weer te ontspruiten. Hij groeit in dikke klompen grond met grote stengels van 60 cm tot 2 meter hoog. De stengels zijn aan de voet dik en houtig en naar de top toe worden ze dunner en zachter. Een originele haag, die bij aanraking geweldig geurt!

Akkerdistel


Familie: Composietenfamilie (Asteraceae)

In verschillende talen: Cirsium arvense (Lat), Cirse des champs (Fra), Creeping thistle (Eng), Ackerdistel (Dui)

Andere namen: Boerenplaag.

Oorsprong:
In Nederland de meest voorkomende vederdistel.

Betekenis:
De soortaanduiing arvense betekent akker. De Nederlandstalige naam komt dus overeen met de botanische naam.

Culinair:
-

Medisch:
-

Groei:
Overblijvende plant. De stengel van deze 60-120 cm hoge plant is niet of nauwelijks gevleugeld, en niet sterk vertakt. De bloemhoofdjes bloeien in een lichtpaarse, soms bijna witte kleur van juni tot en met september.

Akkerkool


Familie: Composietenfamilie (Asteraceae)

In verschillende talen: Lapsana communis (Lat), Lampsane commune (Fra), Nipplewort (Eng), Gemeiner rainkohl (Dui)

Oorsprong:
Komt voor in Europa en Noord-Azie.

Betekenis:
-

Culinair:
De jonge scheuten en bladeren kunnen worden gegeten als spinazie of worden verwerkt in salades, omeletten, stamppot, gekookte groente (erg bitter). Hoeveelheid: Enkele per persoon.

Medisch:
Bladeren hebben lichtlaxerende werking en stimuleert spijsvertering. Daarnaast bloedzuiverend en wondhelend.

Groei:
Eénjarige plant. Er vormen zich kleine bloemhoofdjes op een vertakte stengel die tot 1,20 cm hoog kan worden. Bloeitijd juni t/m september

Griekse Alant


Familie: Composietenfamilie (Asteraceae)

In verschillende talen: Inula helenium (Lat), Grande aunée, Inule aunée (Fra), Elecampane, Horse-heal (Eng), Echter alant (Dui)

Andere namen: Alantswortel, Galant en Odinskop.

Oorsprong:
Vanuit Centraal-Azië kwam de plant in het gebied rond de Middellandse Zee terecht, waar hij door de Grieken en Romeinen gekoesterd werd als geneeskrachtig kruid en verfplant. Met de kruistochten kwam de plant naar noordelijker streken en vond hij al snel een warm onthaal in de boerenmoestuinen.

Betekenis:
De soortnaam 'helenium' is afgeleid van Helena. Men vertelt dat de plant ontsproot aan de tranen van Helena, de vrouw van Menelaos, wier schaking door Paris de oorzaak was van de Trojaanse Oorlog. De geslachtsnaam 'Inula' is weer een verbastering van Helena.

Culinair:
Alleen de wortel wordt gebruikt. De gedroogde alantwortel wordt gebruikt voor het aromatiseren van zoete gerechten en voor maagelixers. Vanwege de bittere, harsachtige smaak is het beter alant in zeer kleine hoeveelheden toe te voegen.

Medisch:
Alant is vanwege zijn antiseptische en maagversterkende eigenschappen een geliefde geneeskrachtige plant. De slijmoplossende bestanddelen helpen bij hoest, bronchitis en astma. De wortels bevatten tevens de stof inuline, een onvervangbaar bestanddeel bij de verzorging van diabetici. Verder wordt alant op industriële wijze gebruikt bij de bereiding van hoestmiddelen en maagelexirs.

Thee: Gedroogde wortelstok kan voor thee of alcoholtinctuur worden gebruikt.

Voor 1/4 liter thee is een volle theelepel alantwortel genoeg. Bij hoge doseringen kunnen misselijkheid en braken optreden. Drinkt daarom niet meer dan 2-4 kopjes alantthee per dag. Houd aan de aanbevolen doseringen.

Gaat goed samen met Malrove, Klein Hoefblad en Duizendblad bij problemen met de luchtwegen.

Gezichtswater: 2 eetlepels fijngesneden alantwortel 10 minuten in 1 water koken, 1 uur laten staan en dan zeven. Een onreine huid kalmeert als deze dagelijks meerdere keren met de ontstekingsremmen de oplossing wordt gewassen.

Groei:
De imposante plant kan 2 m worden. De plant heeft spitse, ovale bladeren, die circa 50 cm lang worden. In de zomer vallen de grote, fel gele bloemen op die in tuiltjes bij elkaar aan de top van de stengels staan.

Er zijn verschillende soorten Alant: Griekse alant (Inula helenium), Engelse alant (Inula britannica), Wilgalant (Inula salicina), Donderkruid (Inula conyzae) en Inula crithmoides

Zaaien:
U kunt kweekplantjes kopen en ze vanaf april direct in de volle grond zetten. De zaailingen moeten dan later worden verspeend, met een minimale onderlinge afstand van 60 cm. Grotere planten laten zich na de bloei goed scheuren. Wanneer u de wortelstok wilt oogsten en als geneeskrachtig huid aanwendt, is het verstandig de plant elk jaar op te hogen.

Oogsten:
In de herfst kunt u de wortelstok van volwassen planten voorzichtig blootleggen.
Meestal wordt niet de hele wortelstok geoogst, maar slechts een paar uitlopers van de wortel. Het afsnijden moet behoedzaam gebeuren, zodat de plant zich weer snel kan herstellen. Na het uitgraven de wortel onder stromend water afspoelen, droogwrijven en in stukjes snijden. Om te drogen de wortels aan draden ophangen of ze in de oven drogen bij een zeer lage temperatuur, in ieder geval niet hoger dan 40 °C omdat anders de etherische olie vervliegt.

Bijzonderheden:
De zwaardbladige Alant (Inula ensifolia), die vanwege zijn geringe hoogte van 20 cm ook wel dwergalant heet, bezit geen geneeskrachtige stoffen.

In grote tuinen mooi in groepen; in kleine decoratief als solitair.

Alruin


Familie: Nachtschadefamilie (Solanaceae)

Oorsprong:
De alruin is komt van nature voor in Zuid- en Midden-Europa en in het Middellandse Zeegebied, waar zij onder andere op Corsica kan worden aangetroffen.

In verschillende talen: Mandragora officinarum (Lat), Mandragore (Fra), Mandragora officinarum (Eng), Gemeine alraune (Dui)

Betekenis:
De Nederlandse naam alruin is mogelijk afgeleid van die van een 13e eeuwse helderziende genaamd Albruna. De Arabische naam 'luffâh' of 'beid el-jinn' betekent 'ei van de geest'.

Culinair:
-

Medisch:
Dioscorides verwijst naar het gebruik van de plant bij het verdoven van patiënten die gesneden of verbrand zijn. Plinius de Oudere refereert aan de geur van de alruin als slaapverwekkend wanneer ze genomen werd voordat een insnede werd toegepast. De Griek Hippocrates, grondlegger van onze huidige geneeskunde, behandelde er gal- en vrouwenkwalen en depressiviteit mee. Een stof uit de alruin (hyocine) wordt nu nog gebruikt in de reguliere geneeskunde bij de narcose tijdens operaties. In de homeopatie is het een middel voor mensen die ernstige trauma’s hebben meegemaakt.

Groei:
De peterselie-achtige, grote, bruine penwortel is vaak vertakt of gevorkt en dringt diep in de grond door. De plant draagt groen-witte, 5 cm grote, klokvormige bloemen op afzonderlijke stelen. De bloeiperiode valt in de periode maart tot april. De plant sterft in het najaar af. De ondergrondse wortels overleven de winter en lopen in het voorjaar opnieuw uit.

Gewone Agrimonie


Familie: Rozenfamilie (Rosaceae)

Andere namen: Avermonie, Zangerskruid, Leverkruid, Verkeerde Klis, Drakenbloed, Edelleverkruid.

In verschilleden talen: Agrimonia eupatoria (Lat), غافث (Ar), Aigremoine eupatoire (Fra), Common Agrimony, Church steeples, Cockeburr, Sticklewort (Eng), Gemeiner odermennig, Gewöhnlicher odermennig (Dui)

Oorsprong:
De gewone agrimonie komt voor in heel Europa tot in Schotland en zuidelijk Scandinavië, verder tot in Midden-Azië en Noord-Afrika. De gewone agrimonie staat op de Vlaamse Rode Lijst (planten) aangeduid als 'achteruitgaand' en op de Nederlandse Rode Lijst (planten) als 'sterk afgenomen'.

Betekenis:
De meest waarschijnlijk herkomst van de botanische naam Agrimonia is het Oudgriekse Argemone, letterlijk vertaald 'vlek op het oog', waarmee planten werden aangeduid die heilzaam waren voor de ogen. De soortaanduiding eupatoria zou verwijzen naar Mithridates VI Eupator, een Pontische koning die bekend was vanwege zijn kruidenkennis.

Culinair:
-

Medisch:
Een klassiek kruid voor kinderen. Een goede voorjaarsreiniger. Agrimonie bevat veel vitamine B en kiezel. Een uitstekend constitutiekruid met een opbouwende en genezende werking. Het ondersteunt het hele organisme door stimulering van de stofwisseling en kalmeert het zenuwstelsel.
Wordt gerekend tot de Amara aromatica: speelt dus een rol bij de spijsvertering, lever, darmen en alvleesklier wordt aangezet (diabetes). Het werkt regulerend en reinigend op darmen en nieren; hierdoor is het een goed kruid bij reuma en allerlei maag - en darmklachten van nerveuze aard. Specifiek middel bij diarree bij kinderen. Bij blindedarmontsteking. Bij bloedend tandvlees, tandvleesontsteking.
Agrimonie is een uitstekend versterkend kruid in het bijzonder voor kinderen met nerveuze aandoeningen en KNO-problemen, zoals chronische verkoudheid, oorinfecties, infecties van keel of amandelen, angina of bronchitis. Ook bij hooikoorts en de ziekte van Meniere.
Ook bij huid- en urinewegeninfecties te gebruiken.

Groei:
De gewone agrimonie is een 40-100 cm hoge, donkergroene plant. De bloeitijd is van juni tot september. De bloemen van de gewone agrimonie hebben een vage, zoete geur die doet denken aan abrikozen.

Bijzonderheden:
De gewone agrimonie lijkt zeer sterk op de welriekende agrimonie (A. procera). Hij kan ervan onderscheiden worden door de groeven op de kelkbuis of schijnvrucht, die tot op de voet doorlopen, en door de buitenste rij haken, die schuin of recht afstaan en niet terugbuigen. De gewone agrimonie is ook donkerder groen gekleurd en dichter behaard dan de welriekende.

Ajowan


Familie: Schermbloemenfamilie (Umbelliferae oftewel Apiaceae)

Andere namen: Bisschopskruid.

In verschillende talen: Trachyspermum ammi (Lat), اجوان, كمون الملوكي, نخوه(Ar), Ajowan (Fra), Ajwain, Carom (Eng), Ajowan, Königskümmel, Indischer Kümmel (Dui)

Oorsprong:
De plant is oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-India, maar wordt gekweekt in heel Midden-Azië, Noord-Afrika en Ethiopië. Ajowan botanisch verwant aan karwij en komijn. De zaden lijken op kleine selderijzaden. De zaden van de plant werden reeds in de oudheid gebruikt als een antiseptisch middel. De zaden worden gebruikt als specerij, ze smaken en ruiken naar tijm maar zijn iets scherper en bitterder.

Culinair:
Ajowan behoort in Arabië en in Indië tot de vaste keukenkruiden. Het zaad wordt gemalen of als hele korrels gebruikt. Ajowan past goed bij alle peulvruchten en wortelgroenten, maar ook bij pickles, gegrilleerd vlees en gevogelte. Het wordt gebruikt in oosterse pilafs en Indiase pankorhas (pikant gebak van eierdeeg). Als hele korrel wordt het voor het bakken over brood of koekjes gestrooid.

Het sterke aroma wordt versterkt door de zaden te roosteren of te bakken. Het smaakt goed in combinatie met aardappelen of vis. Groenten (linzen, bonen) zijn de meest populaire toepassing, deze worden op smaak gebracht met een boter die vaak ajowan bevat. Het wordt in de vorm van boter toegevoegd omdat de aroma componenten van kruiden vaak lipofiel zijn en dus beter oplossen in vet dan in water. Het verhitten versterkt dus niet alleen het aroma door de hoge temperatuur maar ook doordat het oplost in het vet dat gelijk over het voedsel wordt verspreid.

Het aroma van ajowan is heel sterk, daarom spaarzaam gebruiken. De zaden in een stevig sluitend blik koel en donker bewaren.

Medisch:
Ajowan heeft een positieve en krampwerende invloed op de spijsvertering en is ideaal om te gebruiken bij een vol gevoel in de maag na de maaltijd.
Een water extract dat ”Oman water” wordt genoemd, wordt in de Indiase geneeskunde gebruikt bij de behandeling van cholera en als antiseptisch middel. In India is het een huismiddel tegen astma.

Combineert goed met Bergamot, Citroengras, Citroenmelisse en Tijm.

Groei:
Ajowan is een éénjarige schermbloemige plant met grijsbruine zaden die op selderzaad lijken. De plant bloeit van juli tot augustus en dan rijpen ook de zaden. De bloemen zijn hermafrodiet en de plant is zelfbevruchtend. Het kruid heeft heldergroene bladeren en een rechte groeiwijze tot ongeveer 50-90 cm. De plant lijkt op de wilde peterselie, evenals op karwij, dille en komijn.

Adderwortel


Familie: Duizendknoopfamilie (Polygonaceae)

Andere namen: Adderkruid, Bloedkruid, Hertstong.

In verschillende talen: Persicaria bistorta (Lat), Renouée bistorte (Fra), Bistort, Common Bistort (Eng), Schlangen-Knöterich, Wiesen-Knöterich, Schlangenwurz (Dui)

Oorsprong:
In Europa komt de plant overal voor behalve in het noorden van Scandinavië.

Betekenis:
Aan de wortel dankt de plant zijn griezelige naam, deze is nl. dik cilindrisch en slangachtig gebogen. Ook de soortaanduiding bistorta wijst in deze richting, dit betekent tweemaal gedraaid.

Culinair:
In het verleden werd de plant veel als groenten gegeten, met name de spruiten en het jonge blad.

Medisch:
Reeds in de 15e eeuw werd de plant gebruikt in de geneeskunde. De heilzame eigenschappen van de plant waren al in de 15e eeuw bekend, hiervoor werd het kruid ook al beschreven maar dan onder andere namen. Voornamelijk werd de plant gebruikt als wondkruid of als bloedstelpend middel. Geneeskrachtig bij mond- en keelonstekingen.

Groei:
De 30-100 cm hoge plant groeit aan oevers van sloten, vaak in groepen. De bloeitijd loopt van mei tot augustus.

Verzorging:
Geef deze meerjarige plant een vochtig plekje.

Anijs


Andere namen: Wilde pimpernel, Nieszaad, Groene anijs

In verschillende talen: Pimpinella anisum (Lat), حبة الحلوة, ينسون, كمون حلو, أنيسون (Ar), Anis vert (Fra), Anise (Eng), Anis (Dui)

Familie: Schermbloemenfamilie (Apiaceae of Umbelliferae)

Oorsprong:
Al meer dan 3000 jaar geleden was anijs in het oostelijk deel van het Middellandse-Zeegebied een geliefd kruid. In de eeuwen daarna heeft het zich snel over de andere landen rond de zee verbreid. De monniken brachten het naar Noord-Europa. De voornaamste (cultuur)gronden van anijs liggen echter nog steeds in het zonnige Zuid-Europa. In België en Nederland komen drie soorten in het wild voor: Anijs, Kleine Bevernel en Grote Bevernel.

Betekenis:
De geslachtsnaam 'Pimpinella' betekent 'Bevernel', maar ook 'twicepinnate', naar de vorm van de bladeren. De soortnaam 'anisum' komt uit het Grieks en betekent eigenlijk 'Dille' en geen 'Anijs', in vroeger tijden bestond er blijkbaar verwarring tussen beide schermbloemigen.

Culinair:
Anijs is geschikt om toe te passen in brood en gebak, vandaar dat het ook wel luistert naar de naam ‘broodzaad’. Anijs wordt gebruikt om zoete gerechten te kruiden, ook wordt het gebruikt bij fruitsalades. Het vormt een onmisbaar bestanddeel van brood, gebak en koek in de kerstperiode. Aan soepen, sausen en aan gekookte groenten verleent anijs ook een apart, zoet accent. Je bekomt een maximaal aan aroma als je voor het bereiden de zaden stuk wrijft of maalt. Het verse blad kan je gebruiken in salades en soepen. Het intense aroma zorgt bovendien voor een frisse adem.

Medisch:
Anijs stimuleert de spijsvertering en de galfunctie. Bovendien maakt het zware of vette gerechten lichter verteerbaar – het is dan ook in het Verre Oosten gebruikelijk om na het eten op anijszaad te kauwen. Het is tevens een geliefd ingrediënt voor hoestdrank, omdat anijszaad slijmoplossend en prikkelverlagend werkt. Bij zogende moeders stimuleert het de melkgift.

Thee: meng de gekneusde zaadjes en naam er één theelepeltje van. Overgiet met een kop kokend water en laat 10 minuutjes trekken. Zet er een dekseltje op. Zo krijg je een sterk werkend aftreksel. Drink twee kopjes per dag.

Gaat goed samen met gelijke delen Venkel en Karwij tegen winderigheid met krampen. Bij bronchitis gaat het goed samen met Klein Hoefblad, Malrove en Lobelia.

Groei:
Anijs is een eenjarige plant en kan 50 tot 70 cm hoog worden. Anijs groeit het best in grond die humusrijk, kalkrijk en goed doorlatend is. De zaadvruchten van anijs rijpen alleen goed op een warme en zonnige plaats.

Zaaien:
Vanaf april kan anijs direct in het zaaibed worden gezaaid. Je kunt best anijs voorzaaien binnenshuis, omdat de zaden dan als ze eenmaal buiten staan sneller zullen groeien. Bedekt de zaadjes goed met een laagje aarde. Het kan zeker enige weken duren eer ze ontkiemen. Daarna de jonge plantjes in rijen op onderlinge afstand van 25x25 cm in de volle grond zetten. Het is vooral belangrijk in de eerste weken de grond los en onkruidvrij te houden.

Oogsten:
Wanneer de zaden bruinachtig worden is het goede oogstmoment gekomen. Je kan dan zowel de zaden als de hele plant oogsten. De zaden binnen op een theedoek uitschudden en uit elkaar gelegd ze nog een poosje laten drogen. Zonder hun aroma te verliezen zijn ze enige tijd houdbaar. Het verse loof kunt u de hele zomer door afsnijden.